'De cultuur van het geheim neemt toe'

Sinds twintig jaar ziet het Comité I erop toe dat de Belgische inlichtingendiensten hun boekje niet te buiten gaan. In het jubileumboek “Inzicht in toezicht” maken inlichtingen-experts een röntgenfoto van de controle op de 1300 Belgische spionnen. MO* kon de klepper van bijna 600 pagina’s als eerste inkijken en zet de markantste vaststellingen op een rij.

  • Kristof Clerix Het nieuwe Comité I: Pieter-Alexander De Brock, Guy Rapaille en Gerald Vande Walle. Kristof Clerix

1. Afluisteren en e-mails onderscheppen

Sinds 1 september 2010 mogen de Belgische inlichtingendiensten op basis van de wet op de Bijzondere Inlichtingenmethoden (BIM) onder meer telefoons afluisteren, camera’s plaatsen, e-mails onderscheppen en post openen. Sindsdien zijn (tot 31 december 2012) 1783 machtigingen verleend om die bijzondere inlichtingenmethoden in te zetten. 1590 aan de Staatsveiligheid, 193 aan de ADIV.

In geen enkel dossier heeft het Comité I naar eigen zeggen moeten vaststellen dat een van de twee diensten flagrant de wet heeft overtreden. Wel heeft het in vijftig gevallen de stopzetting van zo’n methode geheel of gedeeltelijk bevolen.

Hans Vanhevele, commissiesecretaris bij de Senaat, merkt op dat dat van de impact van het gebruik van de BIM op het privéleven van de burgers van dit land enkel een cijfermatig, globaal verslag gemaakt mag worden. ‘Moet over de huidige wettelijke regeling van het toezicht op de BIM-methoden niet enige kritische reflectie gebeuren?’

2. Regering laat amper onderzoeken opstarten

Sinds 2003 heeft het Comité I 218 onderzoeken opgestart naar de werking van de Staatsveiligheid, de militaire inlichtingendienst ADIV en het antiterreurorgaan OCAD. In bijna de helft van alle gevallen nam het Comité I zelf het initiatief voor zo’n onderzoek, daarbij vaak getriggerd door persberichten. Opmerkelijk is dat de regering vrijwel nooit het initiatief neemt om de geheime diensten door te lichten. 

‘Minder dan 3 procent van alle opgestarte toezichtsonderzoeken gebeurden op vraag van een of meerdere leden van de uitvoerende macht’, schrijven Wauter Van Laethem en Johan Vanderborght van het Comité I in het jubileumboek. Nochtans is de regering politiek verantwoordelijk voor de inlichtingendiensten.

3. Paranormale fenomenen en elektromagnetische golven

Gemiddeld een op de drie onderzoeken start het Comité I op basis van binnengelopen klachten. Het krijgt jaarlijks zo’n vijftien klachten van individuen binnen. Dat is opmerkelijk minder dan het Comité P, waar gemiddeld 2500 klachten per jaar worden geregistreerd.

Slechts één op de vier klachten bij het Comité I leidt uiteindelijk ook tot een onderzoek. Waarom zo weinig? Gerald Vande Walle, raadsheer van het Comité I: ‘Een aanzienlijk aantal gaat over compleet onwaarschijnlijke situaties die ontspringen aan de verbeelding van de personen in kwestie, of die duiden op persoonlijkheidsstoornissen. Sommigen beweren bijvoorbeeld het slachtoffer te zijn van paranormale fenomenen, intimidatie door elektromagnetische golven, ervaringen waarbij hun gedrag van op afstand wordt beïnvloed, of hersenspoeling. Allerhande soorten complottheorieën passeren wel eens de revu.’

4. Moeizame samenwerking met Comité P

Slechts 13 van de 218 onderzoeken zijn gemeenschappelijk met het Comité P gevoerd, dat de politiediensten controleert. Blijkbaar verloopt de samenwerking tussen P en I soms erg moeizaam. Op de vragen om de informantenwerking bij politie en geheime diensten, of de persoonsbescherming samen te onderzoeken, ging het comité P bijvoorbeeld niet in.

‘Het mechanisme van gezamenlijke onderzoeken wordt best geëvalueerd’, stellen Van Laethem en Vanderborght.

5. Focus op Staatsveiligheid: ongewild toeval?

In vier op tien gevallen was het onderzoek door het Comité I gefocust op de Staatsveiligheid, in twee op tien gevallen op de ADIV en in drie op tien gevallen op beide diensten samen.

Hoewel de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst ADIV ongeveer even groot zijn en ze gelijklopende materies behandelen, komt de Staatsveiligheid dus veel meer in de picture. Van Laethem en Vanderborght: ‘Er moet bekeken worden of dit gerechtvaardigd kan worden of dat dit het resultaat is van een ongewild toeval.’

6. Inbeslagnames zeer uitzonderlijk

Het Comité I kan tijdens concrete onderzoeken te huize Staatsveiligheid voorwerpen of documenten in beslag nemen, en zich zelfs laten bijstaan door de politie. Dat laatste is in twintig jaar nooit gebeurd. Het eerste wel, met name tijdens het onderzoek inzake Epsi –het bedrijf uit Temse dat een hoogtechnologisch toestel naar Iran had geëxporteerd.

De dag voor het Comité I zijn Epsi-rapport publiek maakte, nam Koen Dassen ontslag als baas van de Staatsveiligheid.

7. Controle zonder raamwerk

Opmerkelijk: het Comité I beschikt niet op alle vlakken over een specifiek raamwerk dat theoretisch onderbouwt wanneer een inlichtingendienst efficiënt en effectief werkt. ‘Hoe moet moet het Comité het optreden van een inlichtingendienst beoordelen wanneer de noodzakelijke beleidslijnen ontbreken? Wanneer is een analyse van een inlichtingendienst goed en wanneer niet?’, werpen Van Laethem en Vanderborght op.

‘In zijn rapporten “motiveert” het comité op zeer voorzichtige wijze zijn oordeel aan de hand van wisselende parameters: de objectiviteit en neutraliteit, de voorzichtigheid, de gematigdheid, het arbitraire karakter of nog, de mate waarin van elk redelijk persoon in dezelfde omstandigheden een gelijkaardige beslissing kon worden verwacht.’

8. Toegang tot de geheime databanken

Iedereen die bij de Staatsveiligheid werkt, kan in principe alle informatie opvragen uit de databanken van de dienst. ‘Wel moet in de praktijk zo’n opvraging gelinkt kunnen worden aan de specifieke opdracht waarmee de betrokkene is belast’, verduidelijkt Alain Winants, hoofd van de Staatsveiligheid.

Elke opvraging laat informaticasporen na. Om misbruiken uit te sluiten, controleert de Staatsveiligheid maandelijks het opvragingsgedrag van willekeurig uitgekozen medewerkers. Daarbij wordt ook nagegaan of ze externe databases –rijksregister, strafregister, register van de dienst Inschrijving Voertuigen– niet voor persoonlijke doeleinden gebruiken.

9. Veiligheidsmachtiging voor parlementsleden

Het Comité I wordt aangestuurd door een Begeleidingscommissie van een handvol senatoren. De afgelopen twintig jaar hebben de leden van die commissie nooit een veiligheidsmachtiging gehad. Daardoor mogen ze geen geclassificeerde documenten inkijken. Volgens Winants kan de Begeleidingscommissie daardoor ‘haar rol niet ten volle spelen’. Hij pleit ervoor dat de betrokken senatoren wel over zo’n machtiging zouden beschikken opdat ze ‘met kennis van zaken hun opdracht kunnen uitoefenen’.

‘Sommige klagers beweren het slachtoffer te zijn van paranormale fenomenen, intimidatie door elektromagnetische golven, ervaringen waarbij hun gedrag van op afstand wordt beïnvloed of hersenspoeling.’

Van Laethem pleit ervoor na te gaan ‘of het systeem waarbij niet alle politieke fracties in de Begeleidingscommissie vertegenwoordigd zijn nog houdbaar is’. Hans Vanhevele van de Senaat stelt het scherper: ‘Het aantal leden van de Begeleidingscommissie zou kunnen worden uitgebreid zodat er meer politieke partijen in zetelen. Dit kan alleen maar de democratische transparantie te goede komen.’

 

10. Koerierdienst met staatsgeheimen

In principe moeten de inlichtingendiensten documenten aan het Comité I overmaken onder geditigaliseerde vorm. Peter De Smet, uittredend lid van het Comité I, wijst er echter op dat daarvoor de beveiligde verbinding ontbreekt.

‘Nochtans bestaat een dergelijke verbinding (het betreft het zogenaamde BINII-netwerk dat beheerd wordt door Fedict; zeer recent heeft de premier deze kwestie ter harte genomen, pds), maar door stugheid van de betrokken administratieve overheid wordt aan het Comité I de aansluiting geweigerd. Vandaar dat de overzending node per drager gebeurt. Uiteraard ontstaat hierdoor het risico op compromittering van de gevoelige informatie.’

11. Informantenwerking en infiltratie niet geregeld

De manier waarop de inlichtingendiensten omgaan met hun informanten –menselijke bronnen heet dat in het jargon– moet verlopen volgens richtlijnen van het Ministerieel Comité voor Inlichtingen en Veiligheid (waarin onder meer de premier zetelt naast de ministers van Justitie, Defensie en Binnenlandse Zaken). Peter De Smet: ‘Die richtlijnen zijn evenwel onbestaande.’

‘Vanzelfsprekend is er de rijke tradecraft in hoofde van de diensten. Maar dit doet niets af aan het verregaand –al dan niet vrijwillig– engagement dat met de inzet van dergelijke methoden gepaard gaat, de bijzondere gevaren eraan verbonden en de vaak langdurige en vanuit het oogpunt van de target erg penetrante en erg gesimuleerde wijze van gegevensverzameling. Dit klemt des te meer als dergelijke methode de vorm van een infiltratie aanneemt. Hieromtrent is niks geregeld.’

12. ‘Geheimdoenerij en halve insinuaties’ 

Professor Brice De Ruyver, destijds veiligheidsadviseur van premier Guy Verhofstadt, signaleert een ‘terughoudende opstelling van politici ten aanzien van onderwerpen die zich situeren in de actieradius van de inlichtingendiensten. Dit heeft veel te maken met het beeld dat inlichtingendiensten van zichzelf ophangen en cultiveren, ook ten overstaan van de verantwoordelijke ministers.’

Volgens De Ruyver wordt tijdens ontmoetingen tussen leidinggevenden van inlichtingendiensten zelden of nooit concrete informatie vrijgegeven.

‘En wat men aanbrengt, zit gehuld in een nevel van geheimdoenerij en halve insinuaties waar men weinig mee aankan. Natuurlijk zijn er uitzonderingen, gelukkig maar. Door de band genomen hanteert men echter la langue de bois. Bevorderlijk voor een constructieve samenwerking is dat nooit. Het frustreert bovendien beleidsverantwoordelijken die graag weten waar het op staat, waar ze aan toe zijn en wat er concreet dient te gebeuren.’

13. Federaal parket laakt geheimhoudingscultuur

Ook federaal procureur Johan Delmulle heeft vragen bij de geheimhouding die inlichtingendiensten soms aan de dag leggen. ‘Het probleem lijkt zich vandaag scherper te stellen dan vroeger. De cultuur van het geheim lijkt toe te nemen.’ Concreet: ‘Meer dan voorheen maken de inlichtingendiensten hun informatie op een geclassificeerde manier over aan het federaal parket. Ze roepen brongevaar of de regel van de derde dienst in als reden waarom deze informatie niet gedeclassificeerd kan worden.’

Die regel van de derde dienst is een heilig huisje in de 007-wereld: info afkomstig van een derde dienst (lees: buitenlandse geheime dienst) mag niet zonder toestemming worden doorgegeven. Delmulle: ‘Op internationaal vlak zou de inlichtingengemeenschap die regel gerust eens tegen het licht mogen houden. Al lijkt het vaak een uitzichtloze uitdaging om een (tijdige) declassificatie te bekomen van een door de regel van de derde dienst beschermde informatie, het is blijkbaar niet altijd even uitgesloten. Zolang het juiste (inter)nationaal belang maar bedreigd wordt of in het spel is.’

Is het eigenlijk een probleem dat de Staatsveiligheid of ADIV de info die ze aan het parket bezorgen niet eerst declassificeren? Delmulle: ‘Men moet er zich goed van bewust zijn dat dit niet zonder enig “maatschappelijk” gevaar is. (…) De classificatie van de kennisgeving aan de gerechtelijke autoriteiten laat niet toe op basis van de door de inlichtingendiensten medegedeelde informatie een strafonderzoek op te starten en bijgevolg een opsporings- en vervolgingsinspanning te leveren. Zij verhindert met andere woorden een (onmiddellijke) gerechtelijke reactie.’

Dat kan erg zijn wanneer het gaat om nieuwe informatie over misdrijven of verdachten of criminele groeperingen, die nog niet politioneel of gerechtelijk gekend zijn. ‘Problematisch wordt het pas helemaal wanneer in zo’n situatie de inlichtingendiensten informatie onder geclassificeerde vorm overmaken, waarin sprake is van activiteiten van een terroristische groep of van terroristische misdrijven –inbegrepen de dreiging met een terroristische aanslag– maar de gerechtelijke reactie noodgedwongen moet uitblijven.’

‘Het bekomen van een geclassificeerde nota van de inlichtingendiensten kan de gerechtelijke autoriteiten en in hun kielzog de politiediensten, in dat geval in een schier onmogelijke situatie plaatsen: zij weten, maar mogen en kunnen niet (onmiddellijk) politioneel en gerechtelijk optreden.’

‘Deze werkwijze dreigt ook de regeringsverantwoordelijken een rad voor de ogen te draaien: zij veronderstellen en verwachten dat de gerechtelijke autoriteiten en in hun kielzog de politiediensten –die immers op de hoogte zijn– een politionele en gerechtelijke reactie tegenover de aangebrachte informatie zullen in plaats stellen. Maar in de praktijk gebeurt dit niet.’

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.