Grasduinen in Oostblokarchieven: spionagedoelwit Brussel

Sinds de Koude Oorlog is Brussel een magneet voor buitenlandse geheime diensten. In de spionagearchieven van Berlijn, Boedapest, Boekarest, Praag, Sofia en Warschau ging MO*-journalist Kristof Clerix op zoek naar sterke verhalen over de 007-dimensie van de Europese hoofdstad. Een voorpublicatie.

  • Manteau Manteau

In 1967 verhuisde de Navo haar operationele en politieke hoofdkwartier van Frankrijk naar België. De Belgische overheid besefte maar al te goed dat die verhuizing ernstige gevolgen zou hebben. ‘Brussel is een belangrijk centrum van de westerse wereld’, klonk het op de ministerraad van 21 april 1967. ‘We moeten te allen prijze vermijden dat Brussel ook een belangrijk spionagecentrum wordt.’ Tevergeefs.

Niemand kan met zekerheid zeggen hoeveel spionnen in Brussel actief waren tijdens de Koude Oorlog. De Oostblok-archieven geven wel een idee van de omvang. In de jaren tachtig stuurde de Stasi-residentie in Brussel informatie afkomstig van 59 verschillende bronnen door naar Berlijn. In die zelfde periode overnachtten 75 verschillende Stasi-medewerkers in Belgische hotels. Bij elkaar opgeteld geeft dat minstens 134 Oost-Duitse spionnen en informanten.

De Sovjetunie dan. De Staatsveiligheid (VSSE) schat dat in de eerste helft van de jaren tachtig tussen de 40 en 45 Sovjet-inlichtingenofficieren in België actief waren. Uiteraard stuurden niet alle Oostbloklanden zoveel spionnen naar Brussel. Op de Tsjechoslowaakse ambassade werkten eind jaren tachtig zeven geheim agenten onder een diplomatieke dekmantel. Een van hen was persattaché Jan Braˇnka. Tijdens zijn verblijf in België ging hij uit eten met 55 verschillende personen, waarna hij geheime rapportjes schreef over die ontmoetingen. Besluit: het spiegelpaleis was dichtbevolkt. Brussel kreeg tijdens de Koude Oorlog honderden spionnen over de vloer.

James bond-factor

Uit de gearchiveerde dossiers blijkt dat de spionnen een flink deel van hun tijd investeerden in ontmoetingen met contactpersonen in restaurants. De Brusselse horeca is al die jaren flink gespekt met aanzienlijke operationele fondsen van spionagehoofdkwartieren. Achteraf stelden de spionnen dan rapportjes op voor de spionnencentrale in hun vaderland. De James Bond-factor van dat dagelijkse inlichtingenwerk? Bijzonder laag.

Rekruteringspogingen verliepen steeds volgens hetzelfde stramien. Vertrouwensband opbouwen, handig inspelend op allerhande menselijke emoties. Privégegevens over de gesprekspartner verzamelen. Vervolgens de vriendschapsband versterken met geschenkjes. En tenslotte cash aanbieden.

Waarom lieten Belgen zich inlijven door de KGB & co? Financiële motieven speelden in sommige gevallen de hoofdrol. Bij Eugène Michiels bijvoorbeeld, de directeur Europa van Buitenlandse Zaken die begin jaren tachtig informatie verkocht aan de Roemenen en de Sovjets. Maar vaak was geld slechts een extra prikkel, boven op andere motieven. De succesvolle Stasi-spion Rainer Rupp bijvoorbeeld, die in Evere meer dan duizend geheime Navo-documenten kon buitmaken, werkte samen uit overtuiging, om ideologische redenen. Wat extra geld elke maand was gewoon handig meegenomen. De Belgische kolonel Guy Binet, die in 1986 door de militaire inlichtingendienst van de Sovjetunie werd gerekruteerd, werd eerst onder druk gezet. Dat gebeurde met compromitterende foto’s die zijn carrière konden fnuiken en via subtiele bedreigingen aan het adres van zijn kinderen. Pas later kwam daar geld bij.

Een andere klassieke rekruteringsmethode was inspelen op het ego. En dan had je nog de buitenlanders in België. Zij werden op een andere manier onder druk gezet. ‘Je wilt toch niet dat je familie thuis in de problemen komt?’ Of: ‘Als je je familie nog ooit wil zien, werk je maar het beste met ons samen. Anders krijgen zij geen visum om jou te bezoeken, en mag jij nooit meer het land in.’ Al die klassieke modi operandi van human intelligence (humint in het jargon: het werken met menselijke bronnen) gelden vandaag nog steeds.

De doelwitten van humint waren vaak geen ministers, topambtenaren en ceo’s. Er werd juist gemikt op de lagere echelons, die vanuit hun functie echter ook toegang hadden tot interessante informatie. Navo-secretaresses. Kabinetsleden. Technisch personeel. Opvallend is de aandacht die studenten te beurt viel. De Stasi had daar bijzonder goede ervaringen mee. Ze benaderde Rainer Rupp toen hij nog aan de universiteit zat.

En als dan al eens een directeur in het vizier kwam – Eugène Michiels bijvoorbeeld – was het ontluisterend vast te stellen hoe weinig zo iemand zich bewust was van het risico van spionage. Dat gebrek aan besef maakte België erg kwetsbaar. Dat de Europese instellingen pas eind jaren tachtig ernstig begonnen na te denken over contraspionage laat zien hoe naïef de houding ook daar was.

Contraspionage

In de jaren tachtig was brigade B4 van de Staatsveiligheid belast met contraspionage. Ze telde ruim 100 inlichtingenofficieren. De afdeling SDRA III van de militaire inlichtingendienst ADIV, die ook bevoegd was voor contraspionage, had zo’n 80 man in dienst. Niet niks, maar gelet op de internationale rol van Brussel was het ook niet overdreven veel. Samenwerking met bondgenoten – lees: gegevensuitwisseling via gecodeerde telexen en nota’s – bleek dus een noodzaak. De voornaamste partners waren de Fransen, Britten, West-Duitsers en Amerikanen. En uiteraard buurlanden Luxemburg en Nederland. Daarnaast wisselden de diensthoofden ook inlichtingen uit binnen de Club van Bern, in 1971 opgericht door Nederland, Frankrijk, Italië en België.

De Belgische inlichtingendiensten boekten tijdens de Koude Oorlog een aantal successen op het gebied van de contraspionage. In de kwarteeuw na de verhuizing van de Navo moesten zo’n negentig Oostblokspionnen België noodgedwongen verlaten – de meeste waren Sovjets. Ze werden persona non grata verklaard of namen zelf de benen nadat hun clandestiene activiteiten waren ontdekt.

Spionnen werden alleen teruggestuurd als ze het echt te bont hadden gemaakt. Voor de bilaterale relaties ligt zo’n maatregel immers erg gevoelig. Bovendien is het soms zinvoller om bekende spionnen gecontroleerd hun gang te laten gaan dan hen eruit te trappen. Zo kan de contraspionage de operationele methodes van de tegenpartij beter in kaart brengen. Dat verklaart waarom spionnen als de Tsjechoslowaak Jan Braˇnka, de Hongaar Márton Szecs˝odi of de Poolse majoor Ciszyˇnski het land niet werden uitgezet, ook al waren hun clandestiene activiteiten bekend. In nog andere gevallen wist de contraspionage helemaal van niets.

Een aantal successen mochten de Staatsveiligheid en de ADIV op hun eigen conto schrijven. Via geduldig schaduwwerk of dubbelgangeroperaties kon de Belgische contraspionage verschillende buitenlandse spionnen betrappen. Andere keren hadden ze gewoon het geluk dat een overloper kwam aankloppen – de Roemeen Ioan Covaci bijvoorbeeld. Maar in heel wat gevallen kwam de smoking gun van een bondgenoot – niet zelden de Amerikanen. De CIA tipte België bijvoorbeeld over een netwerk van economische spionage dat de KGB in de jaren tachtig had opgezet, over de relaties die kolonel Binet met de Russen onderhield, en ook Rainer Rupp kon pas ontmaskerd worden na informatie uit de Verenigde Staten.

Spionageaffaires stapelden zich op

De Val van de Berlijnse Muur in 1989 luidde het einde van de Koude Oorlog in. Twee jaar later stortte de Sovjetunie in elkaar. Landen uit het voormalige Oostblok zochten toenadering tot de Navo en het verenigde Europa. Uiteraard hadden die geopolitieke ontwikkelingen gevolgen voor de werking van de geheime diensten. De Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst ADIV schroefden hun contraspionagecapaciteit terug. Intussen bleef Brussel echter een place to be voor buitenlandse geheime diensten.

Vanaf de jaren 2000 stapelden de affaires zich op. In 2003 werden zwarte dozen vol spionageapparatuur ontdekt in het Justus Lipsius-gebouw in Brussel, de hoofdzetel van de Europese Raad. Een tijdje later werd een dozijn hoogtechnologische spin-offs van de universiteit van Luik het slachtoffer van een gerichte diefstalgolf. Ook rond die periode maakte het European Strategic Intelligence and Security Center bekend dat een Chinese studentenorganisatie vanuit België een internationaal spionagenetwerk runde. In 2006 onthulden Amerikaanse kranten dat de Verenigde Staten toegang hadden tot de database van SWIFT in Terhulpen. Een jaar later werd in het Brussels appartement van Gorka Elejabarrieta Diaz, lobbyist voor de Baskische nationalistische partij Batasuna, afluisterapparatuur ontdekt.

In 2008 arresteerde de Estse politie Herman Simm op verdenking van spionage voor Rusland. Simm, hoofd van de Estse Nationale Veiligheidsautoriteit, nam in Brussel deel aan vergaderingen van adviesclubs over informatiebeveiliging. Dat zelfde jaar vroeg de Staatsveiligheid aan de Marokkaanse inlichtingendienst DGED om drie inlichtingenofficieren uit België terug te roepen na problemen van inmenging. In 2010 lekte in Colombia uit dat de Colombiaanse geheime dienst DAS in Brussel een inlichtingenoperatie had opgezet, codenaam “Europa”.

Nog een jaar later onderschepten hackers de e-mails van Herman Van Rompuy, voorzitter van de Europese Raad, en Gilles de Kerchove, antiterrorismetsaar van de EU. De verdenking ging uit naar China, maar Beijing ontkende elke betrokkenheid. Ook de Europese Commissie maakte bekend dat ze aan de vooravond van de EU-lentetop het slachtoffer werd van een ernstige en doelgerichte cyberaanval.

Dagelijkse realiteit

Die recente spionageaffaires signaleren een aantal nieuwe tendensen in vergelijking met de Koude Oorlog. Ten eerste is de wereld veel complexer geworden. De machtsdeling tussen Oost en West is geëvolueerd naar een multipolair wereldtoneel, waarin nieuwe machten zoals China opgang maken. Dat had ook zijn gevolgen voor de inlichtingendiensten. De Belgische contraspionage merkt bijvoorbeeld dat de Chinese geheime diensten in België steeds actiever zijn geworden.

Een tweede tendens is het toegenomen belang van economische spionage. Daarbij manifesteren oude bondgenoten zich soms als nieuwe concurrenten.

Een derde en cruciale ontwikkeling is de opkomst van informatie- en communicatietechnologie. Die IT-revolutie heeft de wereld van de geheime diensten fundamenteel veranderd. Nog nooit was het voor spionnen zo eenvoudig om informatie over burgers, bedrijven, middenveldorganisaties, onderzoeksinstellingen en overheden in te winnen. In juni 2013 onthulde de Amerikaanse klokkenluider Edward Snowden onder meer het geheime spionageprogramma PRISM, waarmee het National Security Agency (NSA) toegang heeft tot allerhande dataservers van sociale netwerken en internetgiganten. Burgers wereldwijd beseffen nog veel te weinig welke gevolgen hun internetgebruik kan hebben. Eigenlijk is het eenvoudig: zodra je online gaat, laat je sporen na. Voor altijd.

Diplomatieke hoofdstad

Anno 2013 is Brussel de diplomatieke hoofdstad van de wereld. Met 288 diplomatieke vertegenwoordigingen laat Brussel zelfs Washington (188) en Genève (172) achter zich. 75 internationale organisaties hebben in België een zetelakkoord ondertekend. Bovendien is de Europese Unie in de loop der jaren steeds verder uitgebreid en ook op buitenlands en militair terrein actief geworden.

Tel daarbij nog de honderden internationale ngo’s, lobbyorganisaties, advocatenkantoren, media en bedrijfskoepels met hoofdzetel in Brussel op, en je begrijpt dat nergens ter wereld de informatiedichtheid zo hoog is als in de Belgische hoofdstad. Nogal logisch dat inlichtingendiensten uit alle continenten vandaag – meer dan ooit tevoren – in Brussel geïnteresseerd zijn. De klassieke spionagedekmantels – diplomatie, journalistiek, lobbywerk – zijn ruim voorhanden. Ook de bewegingsvrijheid binnen de Schengenzone maakt het voor spionnen makkelijker opereren dan tijdens de Koude Oorlog.

Brussel is een spionnenspeeltuin. Dat besef is langzaam maar zeker ook bij de Belgische overheid gegroeid. De voorbije jaren hebben de Staatsveiligheid en de ADIV meer personeel en middelen gekregen. Beide inlichtingendiensten tellen anno 2013 elk ongeveer 650 werknemers. De strijd tegen spionage is natuurlijk maar één van hun vele opdrachten.

Op 1 september 2010 trad de Wet op de Bijzondere Inlichtingenmethoden (BIM) in werking. Sindsdien mogen de Staatsveiligheid en de ADIV bijzondere inlichtingenmethodes aanwenden: telefoons aftappen, afluisterapparatuur aanbrengen, valse bedrijven oprichten, e-mails onderscheppen, post openen… Dat maakt de controle op buitenlandse geheime diensten alvast efficiënter. In 2011 deed de ADIV in 54 gevallen een beroep op de BIM om buitenlandse spionnen op te sporen; bij de Staatsveiligheid ging het om 193 gevallen.

Volgens adminsitrateur-generaal Alain Winants telt Brussel anno 2013 ongeveer 150 Russische diplomaten en is ‘niet minder dan dertig procent’ daarvan een inlichtingenofficier. Dat is meer dan tijdens de Koude Oorlog.

Clerix’ onderzoek kwam tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek, het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en het Fonds Pour le journalisme.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.