Ondernemen in Kinshasa: 'Heel je familie wil mee profiteren van je bedrijf'

Afrikaanse ondernemers: de kip met de gouden eieren. Ik, Fausta: het verhaal van Fausta, boerin en onderneemster op het Tanzaniaanse platteland

Ondernemen in Kinshasa: ‘Heel je familie wil mee profiteren van je bedrijf.’


De Congolese ondernemer Aimé Bakulu Bakisa zweert bij de productie van goedkope lokale handelswaar zoals zeep, haarpommade, geweven zakken, parfum en whisky. ‘Alleen mijn kippenbedrijf ging failliet, doordat de overheid plots veel goedkopere kippen op de markt bracht.’ Zulke staatsbemoeienissen zijn maar één van de vele moeilijkheden waarmee een Congolese ondernemer te maken krijgt. Aimé: ‘Een groot probleem is het familiale parasitisme. Heel de familie wil mee profiteren van je onderneming. Anders dreigen ze met hekserij, een dreigement dat wij heel serieus nemen. Veel ondernemers worden haast verplicht hun broer, neef of verwanten in dienst te nemen en die zijn niet altijd de juiste man op de juiste plek.’ Een gebrek aan gekwalificeerd personeel is dan ook een probleem in Congo, net als een gebrek aan infrastructuur.
Aimé: ‘Je moet als ondernemer enorm veel investeren, omdat je nauwelijks op de staat kunt rekenen. Zo moet je bijvoorbeeld meestal zelf je personeel opleiden - vaak moet je ze zelfs eerst nog leren lezen en schrijven. En in veel gevallen moet je bijvoorbeeld zelf voor elektriciteit zorgen. Het zijn te grote investeringen, die een ondernemer niet meer alleen kan dragen.’ Aimé klaagt ook over het grote aantal onvoorziene kosten, die je onmogelijk in een financieel plan kan incalculeren. ‘De prijs van de grondstoffen schommelt voortdurend. Dat werkt ook fraude in de hand: je leverancier kan gemakkelijk liegen over de prijs. Wij hebben geen controlecultuur. Daar zou dringend werk van gemaakt moeten worden.’ Een kwaal waar volgens Aimé veel Congolezen aan lijden, is grootheidswaanzin en een gebrek aan geduld. ‘Een Congolese ondernemer ziet alles te veel door een roze bril en kent geen langetermijndenken. Als hij na twee maanden nog niet rijk is, stopt hij er gewoon mee.’
Aimé lost een deel van deze problemen op door zijn werknemers het abc van een onderneming bij te brengen. ‘Ik leg hen bijvoorbeeld uit dat een computer het eigendom van de onderneming is en je die dus niet zomaar mee naar huis kan nemen. Werknemers zijn geneigd te denken dat zij al het vuile werk moeten doen en dat de baas gewoon de winst opstrijkt. Ze weten niet dat je veel hebt geïnvesteerd. Ik moet ze leren dat ze deel uitmaken van een bedrijf.’ En dan belandt Aimé bij zijn stokpaardje: ‘Een Congolese ondernemer mag niet alleen denken aan geld verdienen, maar moet ook werkgelegenheid creëren. Alleen als iedereen er bij baat, heeft een onderneming kans op slagen.’ (sf)
Pratique pour entreprendre à Kinshasa kan je bestellen tegen 5 euro bij OCIV, Gaucheretstraat 164, 1030 Brussel.

Afrikaanse ondernemers: de kip met de gouden eieren


Hoogleraar economische ethiek Toon Vandevelde bezon zich in opdracht van de ngo Trias over het ondernemerschap in Afrika.
Vandevelde: ‘Het Afrikaanse solidariteitsprincipe is een rem voor ondernemers en dus voor ontwikkeling. Bekleed je een aanzienlijke positie, dan moet je voor je hele familie zorgen. Vaak heeft iedereen ook bijgedragen om je op die post te krijgen en volgens het principe van wederkerigheid moet je - eens je op die bepaalde plaats zit- aan je sociale verplichtingen voldoen. Iedereen wil delen in je rijkdom, waardoor je als ondernemer nooit kan sparen of kapitaal kan accumuleren. De “logica van de gift” remt investeren af, terwijl je vanuit economisch standpunt je winst juist opnieuw zou moeten investeren, wil je vooruitgang boeken. Mijn Afrikaanse studenten en collega’s drukken me op het hart dat zo’n cliëntelistisch systeem ook positief kan zijn, in de zin dat iedereen zich natuurlijk betrokken voelt bij een onderneming. Gaat de onderneming goed, dan willen ze een graantje meepikken, gaat het slecht dan wil iedereen een handje helpen. Mensen zijn niet stom: ze zullen niet zomaar de kip met de gouden eieren slachten. Maar als mensen heel arm zijn en een beperkte tijdshorizon hebben, slachten ze die kip misschien toch - ook al legt ze dan de dag nadien geen eieren meer.’
‘Natuurlijk was een heel sterke vorm van solidariteit vroeger heel belangrijk: ze schiep een kader voor wederzijds vertrouwen. Als je dankzij familie- en clanverbanden handel kan voeren met Kinshasa, is dat positief. Zeker als er geen overheid meer is, zoals bijvoorbeeld in Congo of Soedan, worden die netwerken een soort Erzats overheid. Maar dat blijft altijd tweederangsoplossing. Ontwikkeling betekent dat je je onderneming integreert in grootschaligere, overwegend anonieme netwerken, en dan moet je nu eenmaal een wantrouwen tegenover de buitenwereld overwinnen.’
De gratis brochure Economische ethiek en ondernemerschap in Subsahara Afrika door Antoon Vandevelde kan je aanvragen bij Trias (02-513 75 34) of downloaden op de website www.triasngo.be
Ik, Fausta
Dit is Fausta: boerin en onderneemster op het Tanzaniaanse platteland. Ze vecht tegen de bierkaai van gesubsidieerde Amerikaanse en Japanse dumpingmaïs, internationale prijsschommelingen en vrije wereldhandel. Fausta is het gezicht van de nieuwe Vredeseilanden-campagne. Net als duizenden andere boeren werken Fausta en haar man Wilson hard op hun kleine boerderij. Hun maïsvelden zijn hun belangrijkste bron van inkomsten, maar die zien ze elk jaar kleiner en kleiner worden. Vroeger brachten ze de maïs naar de dichtstbijzijnde staatsmaalderij, die alle maïs van heel de streek verwerkte. Onder druk van het Internationaal Muntfonds heeft de Tanzaniaanse staat sinds de jaren tachtig haar tussenkomst in de landbouwsector teruggeschroefd. Met als gevolg dat er nu nog maar één maalderij is en die bevindt zich in Dar es Salaam, 1000 kilometer verwijderd van het dorp van Fausta. Vermits zij niet over vervoermiddelen beschikt, moet zij de maïs nu aan sluwe tussenhandelaars verkopen. Die kopen de maïs spotgoedkoop op in de dorpen, om ze met veel winst door te verkopen.
In de jaren tachtig en negentig kreeg Fausta 17 eurocent voor een kilo maïs, nu nog 5 eurocent. Daarbij komt nog dat de lokale maïs niet kan opboksen tegen de dumpingprijzen van de gesubsidieerde import uit de Verenigde Staten en Japan, die onder het mom van voedselhulp het land binnenkomt. Dankzij de GATT en WTO-onderhandelingen in de jaren negentig konden de VS en EU hun eigen landbouwmarkten blijven afschermen en export subsidiëren, terwijl ontwikkelingslanden onder druk werden gezet om hun eigen markten open te gooien.
Fausta probeert haar inkomen aan te zuiveren door op de markt donuts en zelf gevlochten mandjes te verkopen. Samen met zes andere vrouwen vormt ze een spaargroepje. Ze kochten drie varkens waarvan ze al tien biggen op de lokale markt verkochten, biggen die niet onderhevig zijn aan internationale prijsschommelingen.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.