Van Davos tot Porto Alegre

Davos 1970 - Klaus Schwab neemt het initiatief om in het Zwitserse bergdorp op een informele manier met de Chief Executive Officers van Europese multinationale ondernemingen een coherente strategie uit te dokteren om zich te positioneren op de internationale markt. Tijdens de laatste week van januari 2003 komen enkele duizenden CEOs, financiële analisten, economische journalisten, staatshoofden, regeringsleiders en ook religieuze leiders, NGO-vertegenwoordigers en vakbondsafgevaardigden uit de gehele wereld samen voor de 33ste editie van wat ondertussen het World Economic Forum (WEF) is geworden, een ledenorganisatie van verantwoordelijken uit meer dan duizend topbedrijven. Op de agenda van het 33ste Wereld Economisch Forum: uitdagingen voor het bedrijfsleven, de wereldeconomie, global governance, veiligheid en geopolitiek, vertrouwen en waarden.
Berlijn 1988 - Een heterogene coalitie van 133 groepen brengt 80.000 manifestanten op de been om te protesteren naar aanleiding van de vergadering van het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank over de schuldencrisis van de ontwikkelingslanden. In zijn redactioneel in Le Monde Diplomatique van december 1997 lanceert Ignacio Ramonet het voorstel om een wereldwijd netwerk op te richten voor de promotie van de Tobintaks. In 1998 slagen meer dan 600 organisaties er via een internetcampagne in een Multilateraal Investeringsakkoord (MAI) te blokkeren. Eind 1999 wordt de Battle of Seattle wereldnieuws: duizenden actievoerders blokkeren de toegang tot de vergaderzaal van de ministerconferentie van de Wereldhandelsorganisatie. De hoofdstad van de grunge wordt het toneel van straatgevechten tussen politie en zogenaamde anti-globalisten. Vanaf dat moment zijn er bij alle grote internationale economische en andere topvergaderingen van het Internationaal Muntfonds, de G7 en zelfs van de Europese Unie gelijkaardige manifestaties: in Washington, Praag, Québec, Genua, … en Davos.

Porto Alegre 2001 - Tijdens de laatste week van januari komen enkele tienduizenden vertegenwoordigers van NGOs, vakbonden, mensenrechtenorganisaties, basisgroepen en milieubewegingen, maar ook duizenden individuele deelnemers samen voor de eerste bijeenkomst van het World Social Forum (WSF). De derde editie van dit alternatieve forum in januari 2003 telt al meer dan 100.000 deelnemers, die zich inschrijven voor 1.714 panels en seminars. De centrale thema’s van de bijeenkomsten zijn democratie en duurzame ontwikkeling; principes, waarden, mensenrechten, diversiteit en gelijkheid; media, cultuur en tegencultuur; politieke macht, civiele maatschappij en democratie; een democratische wereldorde, strijd tegen oorlog en voor vrede.


In beweging

In tegenstelling tot het Wereld Economisch Forum noemt het Wereld Sociaal Forum zichzelf geen ledenorganisatie maar een beweging. Het Forum is het platform, de draaischijf en de katalysator van een wereldwijd vertakte coalitie van organisaties en personen. Zowel het Wereld Economisch Forum als het Wereld Sociaal Forum werken met nationale en continentale subgroepen, en ook met thematische werkgroepen en internetverbanden. Porto Alegre werd bijna het Mekka van het Sociaal Forum, maar in 2003 werd toch beslist om te kiezen voor een continentaal rotatiesysteem voor de bijeenkomsten en in 2004 samen te komen in India.

Het Wereld Economisch Forum staat voor een onvoorwaardelijk geloof in de weldaden en de onvermijdelijkheid van de globalisering. Het Wereld Sociaal Forum is een belangrijke maar zeker niet de enige schakel in de andersglobalistische beweging. Het vindt zijn elan in een verzet tegen de ondeugden van de globalisering en in een sterk geloof in de stuur- en maakbaarheid van de wereld. Jagdish Bhagwati, zelf niet meteen een grote sympathisant van de andersglobalistische beweging, omschrijft het kapitalisme, de globalisering en het gedrag van de internationale bedrijven als “de trilogie van het huidige ongenoegen” (Foreign Affairs, jan./febr. 2002). In de geest van vele activisten van de andersglobalistische protestbeweging zijn deze drie sterk met elkaar verbonden. “De vijanden van de globalisering zien haar als een wereldwijde expansie van het kapitalisme, met de multinationale ondernemingen als verreikende B-52s”.


(G)één ideologie?

Wie het gedachtegoed van de andersglobalistische beweging wil presenteren, begeeft zich op heel glad ijs. Intussen is zowat iedereen het erover eens dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen anti-globalisme en andersglobalisme. Het anti-globalisme staat voor een radicale verwerping van het globaliseringsproces en een sterke overtuiging dat alle huidige problemen te maken hebben met de verdringing en vernietiging van lokale culturen, economieën en sociale weefsels door ‘vreemde’ elementen. Andersglobalisten daarentegen stellen dat ze niet gekant zijn tegen de globalisering in de zin van een toenemende wereldwijde interactie. Ze verwerpen wel met aandrang de versie die we daar momenteel van meemaken.

Velen voelen zich ook met de term ‘andersglobalisme’ niet zo lekker. De recente ‘botsingen tussen beschavingen’ en de expansie van criminele netwerken wijzen er immers op dat er ook andere, terroristische en criminele andersglobalisten zijn. De aanwezigen op het Wereld Sociaal Forum in Porto Alegre of de vele deelnemende organisaties kunnen dan ook maar beter ‘burgerlijke, civiele of democratische andersglobalisten’ genoemd worden. Centrale punten voor hen zijn maatschappelijke doelen (veeleer dan economische middelen), publieke goederen (veeleer dan privé-goederen), menselijke waarden (veeleer dan economische waarde), een kleurrijke diversiteit (veeleer dan een grijze uniformiteit), het zelfbeschikkingsrecht van volkeren (veeleer dan het investeringsrecht van bedrijven) en een publiek debat (veeleer dan privé-beslissingsmacht).

Eén doctrine, laat staan één referentiewerk dat op een coherente manier de analyse en de remedies van deze andersglobalisten uiteenzet, bestaat niet en valt ook niet te verwachten. De beweging kent alvast haar hitparade van schrijvers, denkers en leiders, zoals Naomi Klein, Walden Bello, Susan George, Arundathi Roy en Bernard Cassen, maar hun verhaal verschilt onderling op een aantal vrij essentiële punten. Bovendien willen velen in de andersglobalistische beweging helemaal geen hogepriesters, geen goeroes of idolen. Zij vinden dat iedereen moet kunnen meedenken en vorm geven aan het ideeëngoed. Ook hier geldt: vrijheid, blijheid en verscheidenheid.


Een netwerk van bewegingen

Met de Battle of Seattle werd de andersglobalistische beweging door de media gekarakteriseerd als een spontane, irrationele opwelling van ongenoegen die, net zoals bij een generatieconflict, haar uiting vindt in stoer geroep, geschreeuw en licht geweld. Een tijdelijke uitbarsting naar aanleiding van het gewichtige gedoe van gevestigde machten, waarna iedereen weer kan terugkeren naar de gewone dingen des levens. Ondertussen is gebleken dat de andersglobalistische beweging niet zozeer, of zeker niet alleen, haar energie haalt uit een onderstroom van ongedefinieerde irritatie en ongemakken. De andersglobalistische beweging bouwt verder op en verenigt verschillende generaties van sociale bewegingen.

Tot de ‘oudere’ bewegingen, die een prominente rol spelen, behoren de vakbewegingen van arbeiders en boeren. Deze groep is allicht de meest geïntegreerde en meest gestructureerde binnen het andersglobalistische gezelschap. Naast hun mobilisatiecapaciteit bieden deze bewegingen ook een enorm reservoir van ervaring, kennis, personeel en contacten met betrekking tot de sociale thema’s die een heel centrale plaats krijgen in de andersglobalistische beweging. Hun legitimiteit vinden deze bewegingen vooral in het feit dat ze als representatieve ledenorganisaties opkomen voor de belangen van hun achterban. Het Internationaal Verbond van Vrije Vakverenigingen, het Wereldverbond van de Arbeid en de Internationale Federatie van Landbouwproducenten zijn als internationale koepelorganisaties van syndicale bewegingen belangrijke schakels in de andersglobalistische beweging. Hoewel deze structuren in oorsprong sterk op het rijke Noorden georiënteerd zijn, verenigen deze koepels toch een aanzienlijk aantal leden uit de ontwikkelingslanden.

De tweede generatie bestaat uit de civiele bewegingen die in de jaren 1970 zijn ontstaan rond diverse thema’s zoals milieu, mensenrechten, vrede, duurzame ontwikkeling, vrouwenrechten, sociale uitsluiting en Noord-Zuidrelaties. Deze bewegingen zijn veel meer heterogeen en gefragmenteerd dan de vakbewegingen. Hun sterkte bestaat niet meteen in het bijeenbrengen van mensen met dezelfde particuliere belangen, maar in het mobiliseren van mensen en middelen rond publieke of gemeenschapsbelangen. Deze bewegingen danken hun legitimiteit aan de morele steun die er voor ‘hun zaak’ bestaat bij het brede publiek en bij opiniemakers, en ook aan hun kennis van vaak complexe dossiers. Binnen de andersglobalistische beweging spelen een aantal big NGOs zoals Amnesty International, Human Rights Watch, Friends of the Earth, Greenpeace, WWF, Oxfam International en hun leden of nationale afdelingen een centrale rol. Net als de eerste generatie van sociale bewegingen heeft deze groep ook een heel duidelijk noordelijke oorsprong. Dit wordt deels gecompenseerd door het groeiende aantal leden uit Afrika, Azië en Latijns-Amerika, en ook door het ontstaan van alternatieve ‘meer zuidelijke’ initiatieven zoals Via Campesina of Third World Network.

De andersglobalistische beweging omvat ook nog een andere beweging, die in de jaren 1990 van zich liet spreken. Het gaat om nieuwsoortige protestbewegingen die zich afzetten tegen het neoliberale gedachtegoed van liberalisering, deregulering en schaalvergroting. Voorbeelden van deze ‘neen-zeggers’ zijn de beweging tegen de financiële speculatie, de anti-dammenbewegingen, de bewegingen tegen slavernij, tegen regionale economische integratie, … Deze bewegingen zijn minder oud en minder gestructureerd dan de vorige twee groepen. Ze haken in op de bewegingsdynamiek ervan, maar creëren nieuwe netwerken via internet, conferenties en acties. Voorbeelden zijn attac, Jubilee2000 en Battle against FTAA (een groep die protesteert tegen de vrijhandelszone voor Noord-, Midden- en Zuid-Amerika).


Een sociale, politieke en economische pijler

De andersglobalistische beweging is misschien in de eerste plaats op zoek naar een sociale dimensie van de globalisering. Toch heeft ze ook een expliciete politieke en economische onderbouw. Zo bestaat er een coalitie van parlementairen die de doelstellingen van deze beweging willen helpen realiseren. Op het Wereld Sociaal Forum hebben ze hun eigen platform. Burgemeesters van steden in Noord en Zuid hebben dan weer een netwerk waarin ze informatie en ervaringen uitwisselen over alternatieve vormen van bestuur en lokale ontwikkeling.
Stilaan begint zich ook een economische pijler te ontwikkelen, bestaande uit een steeds groeiend netwerk van sociale economiebedrijven. In 1997 kwamen meer dan 200 bedrijfsleiders en promotoren van de sociale of solidaire economie samen in Peru rond het thema van ‘de globalisering van de solidariteit’. Een tweede bijeenkomst had plaats in Québec in 2001. Sinds 2002 heeft deze ‘derde economische sector’ ook zijn plaats gevonden in het Wereld Sociaal Forum van Porto Alegre. Belangrijke dragers van de andersglobalistische beweging zijn daarenboven ook ‘alternatieve’ nieuwsagentschappen zoals Le Monde Diplomatique en Inter Press Service en ook internetbedrijven zoals Indymedia.


Verscheidenheid troef

Het Wereld Sociaal Forum mag dan wel functioneren als magneet voor alle andersglobalistische sympathisanten, maar van een eenheidsworst is zeker geen sprake. Deelnemende organisaties, bewegingen en personen blijven hun eigen doelstellingen nastreven en hun eigen agenda volgen. Ze gebruiken daarvoor hun beproefde actiemodellen. De dialoog en samenwerking met de collega’s uit andere landen, continenten of bewegingen beschouwen ze veeleer als een uitdaging, een verrijking en een versterking van de eigen dynamiek. Een convergentie zoeken ze niet. Integendeel, verscheidenheid wordt als troef uitgespeeld. Precies door dit diffuse karakter en door de segmentering is de andersglobalistische beweging niet te pakken, niet te counteren, niet lam te leggen.

Zolang er geen hoofdzetel is, geen voorzitter of woordvoerder, kan de andersglobalistische beweging ook niet door derden gecontacteerd of aangesproken worden. Zo voelden weinig organisaties zich echt geraakt door de ‘Open Brieven aan de Andersglobalisten’ van Premier Verhofstadt. Wat hij hun in de mond legde, was niet wat zij zelf dachten of gezegd hadden.

Dit betekent geenszins dat alle deelnemers aan de andersglobalistische beweging als broers en zussen hand in hand samen de straat op gaan. Tegenstellingen en knelpunten zijn er wel degelijk. Zo is het overwicht van de noordelijke organisaties en bewegingen een doorn in het oog van vele andersglobalisten uit de ontwikkelingslanden. Ook is het water nogal diep tussen bewegingen die specifieke particuliere belangen verdedigen (de eerste generatie) en zij die opkomen voor algemene maatschappelijke doelstellingen of publieke belangen (de volgende generaties). En dan zwijgen we nog over de groepen die kiezen voor een anti-institutionele en meer oppositionele aanpak en zo soms lijnrecht staan tegenover de organisatorisch beter uitgebouwde en vaak meer systeemvriendelijke geledingen van de andersglobalistische wereld. Wat kunnen de nieuwere bewegingen aan de oudere antwoorden wanneer die vragen naar hun representativiteit, mandaat en democratische besluitvorming?

Ook in het actierepertoire treffen we een broeierig allegaartje aan. Sommige andersglobalisten specialiseren zich in protestdemonstraties en summit hopping, bij elke topconferentie zijn ze paraat. Bij een bevraging van ‘anti-globalistische’ betogers die naar aanleiding van de Europese Top van Laken in december 2001 de straten opgingen, stelden Antwerpse onderzoekers vast dat meer dan de helft van de betogers een universitaire opleiding had, jonger was dan 30 jaar en man. Slechts 37% was lid van één van de verenigingen die de betoging organiseerden.
Andere andersglobalisten uiten hun woede veeleer via het veiliger internet. Ze bezoeken websites, nemen deel aan chatsessies of sturen veelvuldig mailcirculaires naar de leden van een steeds groeiende mailinglist.
En dan heb je ook nog de ‘doeners’. De mannen en vrouwen van de praktijk laten het woord en het protest aan anderen over. Zelf investeren ze hun tijd in het organiseren van nieuwsoortige bedrijven, alternatieve happenings of culturele evenementen.
De ‘denkers’ laten geen boek of artikel over de globalisering onaangeroerd.
De ‘onderhandelaars’ wringen zich in de cenakels van de macht. Ze zoeken zich een plaats in de ontelbare prepcoms en summits. Dagen en nachten wroeten ze om een door hen geïnspireerde zinsnede in de slotverklaring van een VN-top te krijgen.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.