De ondernemer is een boer
De armoede van Afrikaanse landen kan maar doorbroken worden als boeren beter verdienen. Layla Aerts trok naar het Tanzaniaanse platteland om een succesvol ondernemer te portretteren.
Layla Aerts . 28 april 2010
‘Ik ben klein begonnen’, vertelt Damas Mtei, een Tanzaniaanse boer die samen met zijn vrouw Delfina en zijn zonen Damiani en Daniel in het district Monduli woont. ‘Op een klein perceel dat ik had overgeërfd van mijn vader begon ik maïs te telen. Maar echt “goed boeren” deed ik niet. Als ik al winst maakte, ging die op aan de medische kosten voor onze zwaar zieke dochter.’
Na haar tragische dood op dertienjarige leeftijd sloot Mtei zich aan bij Mviwamo, een netwerk van boerengroepen in Monduli dat gesteund wordt door de Vlaamse ngo Trias. Dankzij hun vormingen rond kweekmethodes, boekhouding en ondernemerschap, en dankzij toegang tot microkredieten, slaagde Damas Mtei erin stilaan wat winst te maken. Die investeerde hij in nieuwe gewassen, een opslagplaats, een nieuwe ruimte in zijn huis en schoolgeld voor zijn kinderen. Mtei produceert nu maïs, rijst, kippen, groenten en zonnebloemen. En tussendoor kweekt hij ook bijen.
Drie vierde van de Tanzanianen leeft op het platteland en een kleine helft daarvan staat in de statistieken als arm of extreem arm. Vijfenveertig procent van het Tanzaniaanse bnp is afkomstig uit de landbouw. De VN Landbouw- en Voedselorganisatie (FAO) gaat ervan uit dat er nog een enorm groeipotentieel zit in die sector. Boeren en boerinnen zijn dus de toekomst –op voorwaarde dat ze erin slagen uit de beknelling van de overlevingslandbouw te geraken.
‘Door verschillende gewassen te kweken en ook aan veeteelt te doen, kan ik moeilijke periodes te boven komen’, vertelt Mtei. ‘Als de maïsoogst mislukt door droogte, dan kan ik nog altijd terugvallen op bananen of koeienmelk.
Zonnebloemen zijn heel lucratief, zeker als er mogelijkheden zijn om de oogst te verwerken tot afgewerkte producten. Die brengen immers meer op dan basisproducten.’ Damas laat zijn zonnebloempitten verwerken tot zonnebloemolie. ‘Een zak zonnebloempitten van zestig kilo levert twintig liter olie op. Het “afval” meng ik met maïs en gebruik ik als kippenvoer.’
Volgens een studie van het Landbouw Onderzoekscentrum in Ilonga kan zonnebloemolie op die manier elk jaar zo’n driehonderd dollar winst per halve hectare opleveren. In een land waar leerkrachten tien dollar per maand verdienen en het gemiddelde daginkomen per hoofd geen drie dollar bedraagt, is dat behoorlijk aantrekkelijk. Alleen is er nog veel werk aan de winkel voordat alle boeren in Tanzania ook participeren in de winst van het persen en vermarkten van de olie. Meestal verkopen ze de pitten en zien ze daardoor een groot deel van de opbrengst verdwijnen in de tussenhandel.
Intussen bezit Damas Mtei 2,5 hectare land, gaan zijn kinderen naar school en stelt hij een tiental mensen tewerk op zijn velden. ‘Ik wil mijn activiteiten nog uitbreiden, verder investeren en ook andere mensen werk geven. Verder hoop ik dat mijn eigen kinderen later ook succesvolle boeren-ondernemers worden.’
Met dank aan Frederick Rosseleir van Trias voor het interview met Damas Mtei.
Na haar tragische dood op dertienjarige leeftijd sloot Mtei zich aan bij Mviwamo, een netwerk van boerengroepen in Monduli dat gesteund wordt door de Vlaamse ngo Trias. Dankzij hun vormingen rond kweekmethodes, boekhouding en ondernemerschap, en dankzij toegang tot microkredieten, slaagde Damas Mtei erin stilaan wat winst te maken. Die investeerde hij in nieuwe gewassen, een opslagplaats, een nieuwe ruimte in zijn huis en schoolgeld voor zijn kinderen. Mtei produceert nu maïs, rijst, kippen, groenten en zonnebloemen. En tussendoor kweekt hij ook bijen.
Drie vierde van de Tanzanianen leeft op het platteland en een kleine helft daarvan staat in de statistieken als arm of extreem arm. Vijfenveertig procent van het Tanzaniaanse bnp is afkomstig uit de landbouw. De VN Landbouw- en Voedselorganisatie (FAO) gaat ervan uit dat er nog een enorm groeipotentieel zit in die sector. Boeren en boerinnen zijn dus de toekomst –op voorwaarde dat ze erin slagen uit de beknelling van de overlevingslandbouw te geraken.
‘Door verschillende gewassen te kweken en ook aan veeteelt te doen, kan ik moeilijke periodes te boven komen’, vertelt Mtei. ‘Als de maïsoogst mislukt door droogte, dan kan ik nog altijd terugvallen op bananen of koeienmelk.
Zonnebloemen zijn heel lucratief, zeker als er mogelijkheden zijn om de oogst te verwerken tot afgewerkte producten. Die brengen immers meer op dan basisproducten.’ Damas laat zijn zonnebloempitten verwerken tot zonnebloemolie. ‘Een zak zonnebloempitten van zestig kilo levert twintig liter olie op. Het “afval” meng ik met maïs en gebruik ik als kippenvoer.’
Volgens een studie van het Landbouw Onderzoekscentrum in Ilonga kan zonnebloemolie op die manier elk jaar zo’n driehonderd dollar winst per halve hectare opleveren. In een land waar leerkrachten tien dollar per maand verdienen en het gemiddelde daginkomen per hoofd geen drie dollar bedraagt, is dat behoorlijk aantrekkelijk. Alleen is er nog veel werk aan de winkel voordat alle boeren in Tanzania ook participeren in de winst van het persen en vermarkten van de olie. Meestal verkopen ze de pitten en zien ze daardoor een groot deel van de opbrengst verdwijnen in de tussenhandel.
Intussen bezit Damas Mtei 2,5 hectare land, gaan zijn kinderen naar school en stelt hij een tiental mensen tewerk op zijn velden. ‘Ik wil mijn activiteiten nog uitbreiden, verder investeren en ook andere mensen werk geven. Verder hoop ik dat mijn eigen kinderen later ook succesvolle boeren-ondernemers worden.’
Met dank aan Frederick Rosseleir van Trias voor het interview met Damas Mtei.
Maak MO* mee mogelijk.
Word proMO* net als 2781 andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.
Meer verhalen
-
Column
-
Interview
-
Nieuws
-
Column
-
Opinie
-
Nieuws