Een neokoloniale oliepijpleiding door Oeganda en Tanzania

Project TotalEnergies bedreigt bevolking, milieu en ecosysteem

© Pablo Garrigós

De Oost-Afrikaanse pijplijn zal een impact hebben op het leven in en rond drie grote wateren: het Albertmeer, het Victoriameer en het Pembakanaal.

Een investering van meer dan tien miljard dollar, die moet resulteren in de productie van 216.000 vaten ruwe olie per dag. Dat is de bedoeling van de geplande Oost-Afrikaanse pijplijn (EACOP), die moet lopen van de oevers van het Albertmeer in Oeganda tot aan de Indische Oceaan in Tanzania. Maar de compensaties voor getroffen burgers blijken ondermaats.

In het midden van Edward Ndorizeho’s veld staat een houten stok die hem herinnert aan zijn lot. Hij staat er intussen vijf jaar en meet amper 20 centimeter, maar de 56-jarige boer moet hem laten staan. ‘Bij hun eerste bezoek hebben ze hem in de grond geplant en zijn ze vertrokken’, zegt hij.

Vijf meter verderop grazen de veertien schapen van Ndorizeho het gras af dat tijdens het regenseizoen is gegroeid. Zijn andere dieren zitten in een schuur naast zijn huis: vijf geiten, drie konijnen die bang wegrennen, een tiental kippen en een kleine waakhond die blaft naar de indringers. ‘Ze hebben me ooit verteld dat ze wel voor de dieren zouden zorgen, maar ze hebben niet gezegd hoe of waar.’

Met die ‘ze’ doelt Ndorizeho op de mannen in pak die in 2018 zijn leven overhoop kwamen halen. Hij leidde een vreedzaam bestaan als boer in het district Hoima, in het westen van Oeganda, tot hij van aannemers van het lokale bedrijf Newplan te horen kreeg dat hij zijn grond zou moeten verlaten. Hij kreeg te horen dat de langste verwarmde oliepijpleiding ter wereld, tussen het Oegandese Hoima en het Tanzaniaanse Chongoleani, er zou passeren.

Landroof is een van de grootste humanitaire gevolgen van de Oost-Afrikaanse pijpleiding.

Zo werd Ndorizeho een van de 13.161 mensen die officieel erkend zijn als getroffen door de ontwikkelaars van de East African Crude Oil Pipeline (EACOP). Maar ngo’s zoals Les Amis de la Terre schatten dat het megaproject meer dan 100.000 Oegandezen en Tanzanianen zal treffen, ongeveer tien keer meer mensen dus.

Ndorizeho’s situatie is meer dan een cijfer, ze is bijna uniek. Er zal letterlijk olie door zijn tuin lopen, tien stappen van zijn huis af, maar de projectontwikkelaars hebben hem gezegd dat ze hem niet kunnen vergoeden. ‘Omdat de pijpleiding technisch gezien niet door het midden van mijn woning zou lopen en ik daar nog altijd in zou kunnen wonen’, zegt hij woedend. ‘Maar wat zou jij doen als er een buis met een diameter van dertig meter naast je huis zou lopen? Zou je blijven?’

Compensaties

Landroof is een van de grootste humanitaire gevolgen van de Oost-Afrikaanse pijpleiding. En die inbreuken op landeigendom hebben een rechtstreekse impact op het recht op onderwijs, voedsel, veiligheid en gezondheid. Vooral in Oeganda, waar landbouw om in de eigen behoeften te voorzien dagelijkse kost is voor een groot deel van de lokale bevolking. Volgens het Internationaal Fonds voor Landbouwontwikkeling (IFAD) is die vorm van landbouw goed voor ongeveer 23 % van het bruto binnenlands product van Oeganda.

Het EACOP-project omvat een investering van meer dan tien miljard dollar en heeft als doel om ongeveer 216.000 vaten ruwe olie per dag te produceren voor de export. Tegen de huidige prijs van 80 euro per vat Brent-olie zou dat 17,2 miljoen euro per dag opleveren.

Maar de compensaties voor getroffen burgers blijken ondermaats. Ndorizeho zegt dat hem 6 miljoen Oegandese shilling werd aangeboden voor één hectare, ongeveer 1500 euro. Voor die prijs, zegt hij, kan hij geen andere woonst kopen, omdat de grondprijzen in de regio de hoogte in schoten na de bekendmaking van het olieproject.

De projectleiding is in handen van het Franse oliebedrijf TotalEnergies. Dat besteedde de onderhandelingen over de compensaties uit aan Newplan. De laatste keer dat medewerkers van Newplan Ndorizeho bezochten, gaven die hem vier dagen de tijd om te reageren op hun finale aanbod, dat onder meer een vijfjarige toelage bevatte. Als hij dat aanbod niet zou accepteren, zouden ze het geld bij de rechtbank deponeren.

De pijplijn zal twaalf beschermde natuurlijke habitats treffen.

Dit juridisch mechanisme werd in Oeganda al meermaals gebruikt bij andere getroffen burgers, zoals John. Ook hij had het geld nog niet geaccepteerd, maar hij werd alsnog gedwongen om zijn huis te verlaten zodat de centrale verwerkingsfaciliteit kon worden gebouwd op zijn terrein in het nationaal park Murchison, waar de olie uit de bronnen zou komen. Hij weet wie het probleem is: ‘Total is de schuldige.’

‘Tullow betaalde een goede vergoeding’, vertelt John ook. Het Britse Tullow Oil begon in 2004 olie te zoeken in het gebied en vond die vijf jaar later ook. Maar in 2017 verkocht het zijn aandelen aan TotalEnergies. Dat is met 62 % meerderheidsaandeelhouder van het project en bezit een meerderheidsbelang in zowel de Tilenga- als de Kingfisherlocatie, waar de olie wordt gewonnen.

Het exploiteert ook die eerste locatie, terwijl de tweede in handen is van de Chinese nationale oliemaatschappij CNOOC, met 8 % minderheidsaandeelhouder van het project. De Oegandese en Tanzaniaanse nationale oliemaatschappijen UNOC en TPDC bezitten elk 15 %, samen goed voor de resterende 30 %.

Impact op dieren en water

Maar de belangrijkste kritiek op de EACOP komt voort uit de impact op het milieu en het ecosysteem. De pijpleiding zal een kooldioxide-uitstoot genereren van ongeveer 34 miljoen ton, het dubbele van de huidige uitstoot in Oeganda en Tanzania samen.

Ze zal bovendien twaalf beschermde natuurlijke habitats treffen: de pijpleiding begint aan de oevers van het Albertmeer in het nationaal park Murchison Falls, loopt verder langs de noordkant van het beschermde Bugoma-regenwoud en zuidwaarts langs het Victoriameer, om te eindigen aan de Indische Oceaan in Tanga, Tanzania.

Op het Tilenga-olieveld in Murchison zal TotalEnergies 32 bronnen boren. De aanleg van de pijpleiding en bijbebehorende wegen in het park zal meer dan 76 soorten zoogdieren treffen, waaronder bedreigde diersoorten die alleen in Oost-Afrika voorkomen, zoals de rothschildgiraf en de Afrikaanse olifant. Naast de oliewinning zullen dagelijks 2000 vrachtwagens ingezet worden om de Tilenga-putten in het noorden te verbinden met de Kingfisherputten in het zuiden.

Volgens Inclusive Development International en de Nederlandse Commissie voor de milieueffectenrapportage zal de pijpleiding ongeveer 2000 vierkante kilometer aan beschermde habitat aantasten.

© Pablo Garrigós

De pijpleiding bedreigt de toekomst van chimpansees in Oeganda, doordat ze de corridor tussen verschillende populaties afsnijdt.

Het EACOP-project begint in de stad Kabaale, waar de toevoerleidingen van de olievelden Tilenga en Kingfisher samenkomen. De eerste kilometers pijpleiding doorkruisen natuurlijke corridors die voor chimpansees cruciaal zijn voor hun voortplanting. De vrouwelijke dieren bewegen zich meestal tussen verschillende populaties in het Bugoma-regenwoud, het Wambabya Central Forest-reservaat en het kleinere Itohy-regenwoud. Dat garandeert genoeg genetische mutatie voor een gezonde voortplanting. De pijpleiding zal deze corridors afsnijden en bedreigt zo de toekomst van de dieren.

‘De impact van zo’n project gaat verder dan zijn eigen levensduur. Het herstel van koralen duurt duizenden jaren.’
Marina Palacios (Coral Soul)

Het project heeft ook impact op drie grote wateren. Zo bevinden de Tilenga-oliebronnen zich dicht bij het Albertmeer. In het binnenland loopt de pijpleiding langs het Victoriameer, het grootste binnenwater van Afrika. Aan de oevers daarvan wonen 40 miljoen mensen en het meer biedt duizenden vissers en gezinnen werkgelegenheid en eten. En de pijplijn eindigt bij het Pemba-kanaal in Tanga, waar een van de gezondste koraalriffen in de westelijke Indische Oceaan ligt.

Dit beschermd natuurgebied ligt op slechts tien kilometer van de toekomstige haven van Chongoleani in Tanzania, vanwaar ruwe olie uit Kabale zal worden verscheept naar de internationale markt. ‘De impact van zo’n project gaat verder dan zijn eigen levensduur. Het herstel van koralen duurt duizenden jaren’, zegt Marina Palacios van Coral Soul, een organisatie die strijdt voor rifherstel.

Europese kritiek

De kritiek op EACOP klinkt door tot in het Europees Parlement. Dat nam in september 2022 een resolutie aan dat de schendingen van de mensenrechten in het project veroordeelt en dat TotalEnergies aanmoedigt om een jaar de plannen te heroverwegen. De resolutie moet ook druk uitoefenen op de Oegandese en de Tanzaniaanse regering.

In Parijs spanden ngo Les Amis de la Terre en Oegandese organisaties in 2020 een rechtszaak aan tegen TotalEnergies, in een poging het bedrijf een halt toe te roepen. Maar op 28 februari achtte de rechtbank van Parijs de zaak ‘niet-ontvankelijk’ omwille van een procedurekwestie. Dat deed de inspanningen om het project te stoppen teniet.

De Oegandese overheid veroordeelt de mensen die de plannen voor de pijplijn proberen te dwarsbomen. ‘Sommigen zijn onuitstaanbaar, bijzonder oppervlakkig en egocentrisch, maar denken wel dat ze alles weten’, verklaarde president Yoweri Museveni. ‘We mogen niet vergeten dat TotalEnergies mij heeft overtuigd’, voegde hij daar later aan toe op Twitter. ‘Als het bedrijf ervoor kiest om naar het Europees Parlement te luisteren, gaan we op zoek naar een andere partner.’

Het EACOP-project zou de uitstoot van Tanzania en Oeganda verdubbelen, maar beide landen samen stootten in 2021 nog altijd tot tien keer minder uit dan Frankrijk.

Er is in Oeganda ook kritiek op de hypocrisie van Europa: dat wil de EACOP-pijplijn stoppen, terwijl onder meer Duitsland door de energiecrisis besloot om zijn kolencentrales te heropenen tot 2024. Oeganda zit in een constante crisis, klinkt het bij de critici.

‘Stel je in de plaats van een gemiddelde Oegandees’, betoogt de 23-jarige Rahma Nantongo, die geologie en petroleum studeert aan Makerere University. ‘Op sommige plekken is er geen verlichting, zelfs niet in de stad. Wat we hebben, moeten we langzaamaan ontwikkelen en daarvoor hebben we een startpunt nodig.’ In een café in Kampala beeldt ze zich een toekomst in waarin ze zelf deel uitmaakt van een bloeiende olie-industrie.

Blijf op de hoogte

Schrijf je in op onze nieuwsbrieven en blijf op de hoogte van het mondiale nieuws
Ze betreurt dan ook niet dat Oeganda het oliepad inslaat. ‘Afrika heeft een verwaarloosbare uitstoot. Het zijn net Europese landen die verantwoordelijk zijn voor de uitstoot van een significante hoeveelheid broeikasgassen’, zegt ze. ‘Ze moeten daar maar eens bij beginnen. Laat ons eerst groeien, daarna praten we verder.’

Als je er de cijfers bijneemt, heeft ze een punt. Historisch gezien is Afrika slechts verantwoordelijk voor 3 % van de wereldwijde uitstoot, terwijl de EU-landen goed zijn voor 22 % en de Verenigde Staten de leiding nemen met 25 %. Het EACOP-project zou de uitstoot van Tanzania en Oeganda verdubbelen, maar beide landen samen stootten in 2021 nog altijd tot tien keer minder uit dan Frankrijk.

Eigen energie en jobs

Volgens lokale activisten zal de economische kostprijs voor Oeganda en Tanzania op de lange termijn veel groter zijn dan de inkomsten van de EACOP-pijplijn. ‘De 15 % aandelen die de nationale oliemaatschappijen bezitten, is te weinig in verhouding tot de impact die het project zal hebben’, zegt Hamira Kobusingye, een Oegandese milieuactivist en lid van Fridays For Future.

Ondanks de verklaringen dat de pijplijn meer energie zal genereren voor gebruik binnen de eigen landsgrenzen, is het in werkelijkheid de bedoeling om de gewonnen ruwe olie te exporteren. Oeganda en Tanzania zullen dan ook een hogere prijs moeten betalen om die olie weer te importeren en te raffineren.

In Oeganda is wel een raffinaderij gepland, die tot 60.000 vaten per dag zou kunnen verwerken, iets meer dan een kwart van de totale productie. Maar het land heeft moeite om daar geld voor te vinden. Tanzania daarentegen zal geen druppel olie binnen zijn landsgrenzen kunnen houden.

Naast de waarde van hun aandelen hebben beide landen weinig andere mechanismen om economische voordelen te kunnen halen uit de pijplijn. De Oegandese en Tanzaniaanse regering hebben speciale belastingafspraken gemaakt met de projectontwikkelaars om de realisatie ervan te garanderen.

Bedrijven die bij het project betrokken zijn, zijn gedurende tien jaar vrijgesteld van dertig % vennootschapsbelasting en btw. Bij de verschillende stadia van de realisatie, van de bouw tot de export, zijn multinationals uit maar liefst elf landen betrokken. Slechts vier daarvan zijn Afrikaans. Zelfs het juridische hoofdkantoor van EACOP bevindt zich in Londen.

‘Ik ben niet tegen het olieproject, ik ben tegen een oneerlijke compensatie. Ze zijn echt hebzuchtig.’
Fred Musimenta, dominee

Bovendien hekelen locals dat de beloofde jobs er niet zijn gekomen. Lokale werknemers komen moeilijk in aanmerking omdat ze niet beschikken over de vereiste kwalificaties, waardoor de beter betaalde banen in buitenlandse handen zijn terechtgekomen. ‘Het opleidingsniveau van mensen in landelijke gebieden is niet hoog genoeg voor de banen die voor het project nodig zijn. Die vereisen een goede opleiding en ervaring’, zegt Devotha Cassian van de Northern Coalition for Extractives and Environment (NCEE).

Maar zelfs de slechtst betaalde banen krijgen de Afrikanen moeilijk te pakken. In Chongoleani waren aannemers op zoek naar twintig vrachtwagenchauffeurs, maar daarvoor was wel een internationaal goedgekeurd rijbewijs vereist, wat velen niet hebben.

Voor activisten zoals Baraka Lenga in Tanzania en Kobusingye in Oeganda is EACOP een neokoloniaal bedrijfsproject, dat moet worden stopgezet. Omdat het geen voordelen oplevert, en omdat het de bestaande kansen om in te zetten op hernieuwbare energie links laat liggen.

Het potentieel voor hernieuwbare energie van Oeganda bedraagt 5300 megawatt, vier keer zoveel als de huidige capaciteit en zeven keer zoveel als de binnenlandse energievraag. ‘Ecologisch neokolonialisme zal zich niet verder ontwikkelen, omdat het niet genoeg inkomsten oplevert voor het land dat investeert’, beweert Kobusingye.

Hoop op oplossingen

De bewoners die getroffen worden door de EACOP-plannen zijn vooral bezorgd omdat ze gedwongen worden hun voorouderlijke woning te verlaten zonder eerlijke compensatie. ‘Ik ben niet tegen het olieproject, ik ben tegen een oneerlijke compensatie’, zegt dominee Fred Musimenta, de buurman van boer Ndorizeho. ‘Ze zijn echt hebzuchtig.’

Volgens Musimenta zullen de oliemaatschappijen genoeg geld verdienen aan de Oegandese olie, ze moeten zich kosten noch moeite sparen. De pijpleiding zal ook door zijn tuin lopen, maar ook hij kreeg geen compensatie.

We zijn intussen meer dan vijf jaar nadat Ndorizeho zijn eerste kennisgeving kreeg. Hij hoopt nog altijd dat er een einde komt aan de nachtmerrie. ‘Als ze genoeg betalen, vertrek ik natuurlijk wel’, zegt hij vrolijk. Hij wrijft zich in de handen bij de gedachte dat die dag er mogelijk snel komt.

Dit artikel kwam tot stand met medewerking van Halima Athumani en met steun van Journalismfund.eu.

Vertaling: Vicky Derweduwen

Deze reportage werd geschreven voor het herfstnummer van MO*magazine. Vind je dit artikel waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je tal van andere voordelen.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.